Op een onbewoond eiland
Toen ongeveer 180 miljoen jaar geleden het super-continent Gondwana geleidelijk uit elkaar viel en de huidige continenten op het zuidelijk halfrond zich begonnen te vormen dreef Nieuw-Zeeland een flink stuk weg van andere landmassa's. Door deze geïsoleerde ligging evolueerde planten en dieren heel anders dan hun soortgenoten elders en ontstonden er soorten die nergens anders voorkomen. Wanneer een organisme slechts in één bepaald gebied voor komt heet dat ´endemisch´.
Normaal migreren dieren van de ene naar de andere landmassa maar Nieuw-Zeeland ligt te ver weg om naar toe te zwemmen, drijven of vliegen voor de meeste dieren. Bijna alle planten en dieren waren daardoor al op Nieuw-Zeeland aanwezig, slecht een heel klein deel is later via de lucht of het water gearriveerd.
Van de endemische soorten zijn zoogdieren het zeldzaamst op en rond Nieuw-Zeeland, vogels, reptielen, amfibieën, insecten, vissen en slakken zijn er in overvloed.
Normaal migreren dieren van de ene naar de andere landmassa maar Nieuw-Zeeland ligt te ver weg om naar toe te zwemmen, drijven of vliegen voor de meeste dieren. Bijna alle planten en dieren waren daardoor al op Nieuw-Zeeland aanwezig, slecht een heel klein deel is later via de lucht of het water gearriveerd.
Van de endemische soorten zijn zoogdieren het zeldzaamst op en rond Nieuw-Zeeland, vogels, reptielen, amfibieën, insecten, vissen en slakken zijn er in overvloed.
- 80% van alle vaatplanten zijn endemisch.
- 70% van alle inheemse land en zoetwater vogels
- Alle vleermuizen
- Alle amfibieën
- Alle reptielen
- 90% van de zoetwater vissen
- Van de geschatte 20.000 schimmelsoorten zijn er slechts 4.500 bekend.
- Er zijn twee sub soorten endemische zoutwater dieren.
Planten :
De vele landschapssoorten van Nieuw-Zeeland zorgen ook voor heel veel verschillende soorten planten, door hoogte, droogte/vochtigheid en temperatuur verschillen is de variatie enorm. Twee typen landschap domineren, podocarp of conifeer bossen en southern beech bossen, verder neemt grasland een groot gebied in. Wat eigenschappen :
- Bijna alle inheemse planten zijn evergreens, dat wil zeggen dat ze het hele jaar hun bladeren houden. Er zijn nog steeds prachtige herfst foto's te maken maar er is minder variatie dan elders.
- Ze kunnen niet goed tegen koude omstandigheden, bij ons zijn het juist de evergreens die daar wel redelijk tegen kunnen.
- Ze zijn vaak afhankelijk van vogels om hun zaden te verspreiden.
- Weinig planten kunnen stikstof omzetten in ammonia.
- Bloemen zijn vaak klein en wit.
- Ze zijn vaak groter als soortgenoten elders ter wereld.
- Vele zijn of mannelijk, of vrouwelijk, maar niet beide.
- Ze hebben geen afweer ontwikkeld tegen zoogdieren.
- Ze hebben geen overlevingsmechanisme tegen vuur.
- Veel kruiden leven langer dan een jaar.
Bomen en struiken
- De Cabbage Tree is een endemische boom die het liefst in moerassige gebieden groeit maar ook tot op 1000 meter hoogte in droog windig gebied groeien. Ze worden tussen de 12 en 20 meter hoog en hebben lange dunne bladeren, de kleine, witte bloemen groeien in lange trossen en ruiken lekker, ze veranderen uiteindelijk in blauw-witte bessen die vogels graag eten. De stam is kurkachtig en kan heel goed tegen vuur en het wortelstelsel is erg sterk.
- De Dracophyllum is een prehistorisch ogende struik waarvan veel verschillende soorten zijn van planten tot bomen. De meest voorkomende wordt tot 12 meter hoog, groeit tussen zeeniveau en 1200 meter hoogte en is overal te vinden behalve in het noorden van het Noordereiland.
- De Five Finger en Seven-Finger of Patē heten zo omdat ze 5 en 7 bladeren per steel hebben. Ze komen overal in Nieuw-Zeeland voor maar houden vooral van vochtige schaduwrijke plekken langs beekjes en wegen.
- De New Zealand Fuchsia of Kotukutuku worden ongeveer 15 meter hoog en groeien tussen zeeniveau en 1000 meter hoogte langs rivieren en beekjes. Ze zijn vooral te herkennen aan hun rode schors die van de stam loslaat in lange papierachtige stroken met witte schors eronder. De bes is zoet en sappig en werd vaak gebruikt om jam te maken. Possums eten de wortels waardoor ze dood gaan.
- De Hebe heeft de meeste soorten van alle planten in Nieuw-Zeeland. Van de 90 soorten komt er slechts één niet voor in Nieuw-Zeeland. Ze verschillen van kleine grondbloeiers tot bomen van ongeveer 7 meter hoog, maar het verschil tussen de soorten is moeilijk te maken als ze niet in bloei staan. Ze hebben trossen bloemen en groeien van zeeniveau tot op grote hoogte, hoe hoger hoe kleiner de bladeren.
- De Kahikatea of White Pine is een conifeer boom en wordt ongeveer 55 meter hoog en heeft een stam van ongeveer 1 meter in diameter. Ze groeien alleen in laag gelegen gebieden. De grootste boom van Nieuw-Zeeland is een kahikatea van 56.4 meter. Ze hebben oranje vruchten met donkere besjes.
- De Kaka Beak bloemen lijken op de snavel van een Kaka, vandaar de naam. Ze zijn ernstig bedreigd, in 2005 waren er nog 153 planten in het wild te vinden. De gecultiveerde versie is een populaire tuinplant maar genetisch zwak.
- De Kānuka kan 10 meter hoog worden en kan met z'n vele kleine, witte bloemetjes een heel dal wit doen kleuren alsof het gesneeuwd heeft. Ze komen tot op 2000 meter hoogte voor en één soort kan tegen warme grond en groeit daardoor in vulkanisch actieve gebieden. Ze zijn vaak de eerste grote planten die terugkeren na een bosbrand.
- De Kapuka of New Zealand Broadleaf is een boomsoort die heel goed tegen harde zeewind en zout kan. Gemeddeld worden ze 4 tot 8 meter hoog maar kunnen tot 20 meter doorgroeien. De bladeren zijn van boven groengeel en erg glad en glimmend, aan de onderkant zijn ze minder fel van kleur en mat.
- De Karaka groeit in principe alleen langs de kust. Ze worden tot 15 meter hoog met een stam tot 1 meter in diameter. De bessen zijn vaalgeel tot oranje e bevatten een zeer giftige pit.
- De Kauri is niet de hoogste boom van Nieuw-Zeeland maar wel degene met het meeste volume en de bekendste. Ze worden ongeveer 50 meter hoog en kunnen een diameter van meer dan 5 meter hebben. Ze hebben een gladde stam die verveld en zelden zijtakken aan de stam tot aan de kroon. Ze waren dusdanig populair voor hun hout dat er nu nog maar een paar over zijn. Ook stormwinden, bosbranden en bliksem hebben er er veel geveld. Ze groeien gemiddeld 2.3 millimeter in omtrek per jaar en worden tussen de 600 en 1000 jaar oud hoewel men beweerd dat ze zelfs ouder dan 2000 jaar kunnen worden. Ze zijn vooral nog in Northland, Auckland en het Coromandel Peninsula te vinden, maar hier en daar groeit er nog eentje elders. In Nelson staat een boom van ongeveer 50 jaar oud, in Akaroa staat er ook nog één.
- De bloem van de Kowhai is de onofficiële nationale bloem van Nieuw-Zeeland. Met z'knalgele kleur kleurt hij vele heuvels op het Noorder- en Zuidereiland in de lente. De Tui e Bellbird zijn dol op de nectar en de New Zealand Pigeon op de blaadjes en bloemen zelf, voor de mens zijn die allemaal giftig. Er zijn 8 soorten en ze zijn allemaal endemisch.
- De Horoeka of Lancewood is een vreemde boom. De eerste 15 a 20 jaar van z'n leven heeft hij tot één meter lange, scherpe, gekartelde bladeren die in een hoek van 45 graden omlaag groeien. Deze bladeren verdwijnen als ze volwassen worden. De theorie is dat dit bescherming is tegen de inmiddels uitgestorven Moa vogel, die waarschijnlijk van de bomen at. Als ze eenmaal buiten het bereik van de Moa kwamen waren de stekels niet meer nodig.
- De Mānuka of Tea Tree is een struik of kleine boom die vooral aan de drogere oostkust van het Noorder- en Zuidereiland voorkomt. De bloemen worden gebruikt door bijenhouders voor het maken Manuka honing en het zaagsel van de boom geeft een hele aparte geur bij het roken van vis en vlees.
- De Nikaupalm is een endemische palmsoort die langs de kust en in laagland bossen van het Noordereiland groeien en langs de kust op het Zuidereiland tot Okarito en het Banks Peninsula groeien. Ze worden ongeveer 15 meter hoog, de kroon schacht waar de bladeren uit komen is ongeveer 1 meter lang, de steel van de bladeren is tot 3 meter land en de losse bladeren kunnen tot 1 meter lang worden. De lila/roze bloemen en rode bessen groeien in trossen onderaan de kroon schacht.
- De Rātā kentverschillende soorten dieallemaal dezelfde groei doormaken. Ze beginnen hun leven in de top van een boom, vaak een Rimu, en laten over decennia of zelfs eeuwen hun wortels naar de grond zakken. Uiteindelijk vlechten deze wortels zich tot een stam en sterft de gastheer af.De Nothern en Southern Rātā staan bekend om hun rode bloemen die bloeien tussen december en februari. De Bartlett's rātā is zeer zeldzaam en leeft alleen in het noorden van Northland, er zij er slechts 34 bekend in het wild, ze hebben witte bloemen.
- De Pōhutukawa is familie van de Rātā en heeft dezelfde prachtige bloemen en verdiende daarmee de bijnaam "New Zealand Christmas Tree"Ze groeien langs de kusten van het Noordereiland waar ze ook op steile rotswanden kunnen groeien.
- De Rimu is overal langs de kust en op het laagland in Nieuw-Zeeland te vinden maar nog het meest aan de West Coast van het Zuidereiland. Ze kunnen 50 meter hoog en 800 a 900 jaar oud worden maar de meeste zijn tussen de 20 en 35 meter hoog met een stam diameter van 1.5 meter.
- De Tarairi is een boom die alleen in het noorden van het Noordereiland voorkomt. Ze worden 22 meter hoog en dragen pruimachtige vruchten. Ze werden veel gekapt voor hun hout.
- De Totara wordt gemiddeld zo'n 20 tot 25 meter hoog met uitzonderingen tot 35 meter met een stamdiameter van 4 meter. De schors laat los in lange papierachtige stroken met een paarsige tot goudachtige kleur.
- De New Zealand Red Beech is een endemische beuksoort en komt op zowel het Noorder- als Zuidereiland voor. Ze groeien in laaggelegen gebieden en dalen waar het water goed afgevoerd wordt. Ze verliezen hun bladeren niet in de winter en worden gemiddeld 35 meter hoog. Samen met rooibosch is het de enige plant die nothofagin bevat, een antioxidant die tegen allerlei ziektes zoals allergieën en huidaandoeningen gebruikt kan worden.
- De New Zealand Black Beech is ook een endemische beuk en groeit op het Noorder- en Zuidereiland tussen zeeniveau en bergniveau. Ze worden maximaal 27 meter hoog en danken hun naam aan een zwarte schimmel op de stam. De schimmel groeit op honingdauw, een zoet goedje dat afgescheiden wordt door insecten die de boom z'n sap drinken. Veel vogels eten de honingdauw van de stam, er zit veel energie in.
- De New Zealand Mountain Beech is het kleine broertje van de Black Beech en groeit hoger tot aan de boomlijn. Ze worden maximaal 20 meter hoog maar hoe hoger je komt hoe kleiner. Bij de boomlijn vormen ze zogenaamde goblin bossen, ze zijn dan niet hoger dan 2 meter.
- De New Zealand Hard Beech is wederom een endemische beuk die veel silica bevat waardoor het hout erg hard is, vandaar de naam. Ze worden tot 30 meter hoog en groeien op het gehele Noordereiland op laaglanden en laaggebergte. Op het Zuidereiland groeien ze in Marlborough en tot aan zuid Westland aan de westkust.
- De New Zealand Silver Beech is ook endemisch en groeit ten zuiden van Thames op het Noordereiland en op het gehele Zuidereiland. Ze worden maximaal 30 meter hoog en danken hun naam aan de grijze stam, vooral bij jongere exemplaren. Ze groeien van op zeeniveau tot in de bergen.
Varens
De varen komt heel veel voor in Nieuw-Zeeland, er zijn maar liefst 200 verschillende soorten. De grootste kan wel 20 meter hoog worden terwijl de kleinste met 2 centimeter aan z'n top zit. Ongeveer 40% van deze varens zijn endemisch en komen nergens anders voor.
Het is een tropische plantensoort dus het is best speciaal dat er zo veel voorkomen in het gematigde klimaat van Nieuw-Zeeland. De meeste groeien daarom ook alleen in zeer vochtige gebieden met voldoende schaduw, sommige hebben zich echter aangepast aan andere omgevingen en kunnen ook overleven op bergen, aan de kust, in de stad of zelfs in de drogere gebieden.
In Nieuw-Zeeland vind je 10 verschillende soorten Tree Fern of boomvarens, varens met hoge stammen. De rest van de soorten zijn vooral klimvarens, grondvarens en hangvarens. Ze hebben takken die ook wel fronds heten, wanneer de fronds en bladeren nog in ontwikkelingen zijn zitten ze opgerold in een zogenaamde koru. Ze planten zich voort met sporen of soms met scheuten.
Zowel in de Maori cultuur als in de nationale Nieuw-Zeelandse cultuur heeft de varen een belangrijke plek. De Maori gebruiken de koru veel als versiering in hun kunst. Ook aten ze vroeger bepaalde varens bij gebrek aan kumara. In de nationale cultuur is de silverfern het symbool van Nieuw-Zeeland, vooral veel sportteams hebben een logo met een silverfern, bijvoorbeeld de All Blacks, het nationale Rugby team en de Silver Ferns, het nationale Netball team.
Het is een tropische plantensoort dus het is best speciaal dat er zo veel voorkomen in het gematigde klimaat van Nieuw-Zeeland. De meeste groeien daarom ook alleen in zeer vochtige gebieden met voldoende schaduw, sommige hebben zich echter aangepast aan andere omgevingen en kunnen ook overleven op bergen, aan de kust, in de stad of zelfs in de drogere gebieden.
In Nieuw-Zeeland vind je 10 verschillende soorten Tree Fern of boomvarens, varens met hoge stammen. De rest van de soorten zijn vooral klimvarens, grondvarens en hangvarens. Ze hebben takken die ook wel fronds heten, wanneer de fronds en bladeren nog in ontwikkelingen zijn zitten ze opgerold in een zogenaamde koru. Ze planten zich voort met sporen of soms met scheuten.
Zowel in de Maori cultuur als in de nationale Nieuw-Zeelandse cultuur heeft de varen een belangrijke plek. De Maori gebruiken de koru veel als versiering in hun kunst. Ook aten ze vroeger bepaalde varens bij gebrek aan kumara. In de nationale cultuur is de silverfern het symbool van Nieuw-Zeeland, vooral veel sportteams hebben een logo met een silverfern, bijvoorbeeld de All Blacks, het nationale Rugby team en de Silver Ferns, het nationale Netball team.
- De Silver Fern of Ponga is de bekendste van het stel. De bladeren hebben een grijze onderkant waaraan ze hun naam te danken hebben. Wanneer de bladeren afsterven worden ze helemaal grijs en kunnen een landschap op een zwart-wit foto laten lijken. Ze worden ongeveer 10 meter hoog met een dichte kroon en takken tot 4 meter lang. De zilvere kleur van de onderkant van de bladeren wordt soms gebruikt om 's nachts paden beter zichtbaar te maken. Ze groeien het best op plaatsen waar ze zelf de hoogste boom zijn, in wat drogere grond.
- De New Zealand Tree Fern of Whaki is een wat kleinere soort die maximaal 6 meter hoog wordt. Ze hebben slechts een paar fronds en de bladeren voelen droog aan. Ze kunnen goed tegen zon en ook wel tegen wat wind hoewel ze liever beschut staan. De stam ziet er soms dood uit maar er kan ineens een spruit uit komen, zelfs wanneer de stam i gebruik is als paal voor een hek.
- De Black Tree Fern heeft vier verschillende Maori namen, mamaku, katātā, kōrau, of pītau. Ze zijn endemisch en worden tot 20 meter hoog met fronds tot 5 meter lang. De stam heeft een zwarte kleur met een zeshoekig motief. Op het Noordereiland groeien ze overal, op het Zuidereiland alleen langs de vochtige kusten en hier en daar waar genoeg vocht aanwezig is. In Otago en Canterbury komen ze niet voor.
- De King Fern of para en tawhiti-para is de varen die door de Maori ook wel gegeten werd en groeit vooral in het noordwesten van het Noordereiland. Ze groeien in kalksteen rijke grond en kunnen niet tegen zonlicht, de fronds kunnen 5 meter lang worden. Ze zijn een bedreigde soort, wilde zwijnen, geiten en veedieren eten ze graag en ook mensen vormen een gevaar.
- De Hound´s Tongue Fern is een kleine varen die veel voorkomt in Nieuw-Zeeland. Ze groeien vaak op andere planten en hebben herkenbare bladeren met een patroon van groene blaasjes die aan de onderkant van het blad geel of oranje kleuren.
- De Kidney Fern is een kleine soort die op de grond van niet te dichte bossen groeit. Ze zijn erg dun met fronds met een dikte van 4 tot 6 cellen. Als het droog is krimpen ze in om vocht te sparen, als het vochtig is gaan ze weer open.
- De Hen and Chicken Fern of Pikopiko heeft een extra manier van voortplanten. Aan het einde van een frond aan de bovenkant groeit een kleine spruit die ze op een gegeven moment wanneer deze ongeveer 5 centimeter groot is laten vallen met de bedoeling dat deze vervolgens zelf wortel schiet. Ze worden ook gebruikt als groente of als kamerplant.
- De Soft Tree Fern is een varen die in de schaduw van hogere varens en bomen groeit. Ze worden ongeveer 8 meter hoog en kunnen niet tegen zon, vorst of wind. De dode fronds hangen langs de stam omlaag en vormen zo een lange rok rondom de stam.
- De Bracken is een kleine varen die op de grond van bossen groeit. Ze komen vaak heel snel op na een bosbrand of na ontbossing en nemen de gehele grond over. De Maori gebruikte de knollen vaak als voedselbron tijdens het jagen.
Andere soorten
Natuurlijk zijn er nog veel meer planten dan alleen bomen, struiken en varens, de biodiversiteit van Nieuw-Zeeland is enorm. Door de geschiedenis, de geologie en het klimaat is de verscheidenheid aan planten groot.
De conifeer bossen laten verschillende groeilagen toe van kleinere bomen, varens, struiken, planten en mossen. De beukenbossen hebben alleen nog een grondlaag van kleine struiken, kleine varens en mossen.
Naast de bossen zijn er nog twee vegetatiesoorten, grasland met grassen en tussock, dat zijn grasachtige pollen, en struikland met struiken, heideplanten en samengesteldbloemigen, denk daarbij aan paardenbloemen en margrieten.
De conifeer bossen laten verschillende groeilagen toe van kleinere bomen, varens, struiken, planten en mossen. De beukenbossen hebben alleen nog een grondlaag van kleine struiken, kleine varens en mossen.
Naast de bossen zijn er nog twee vegetatiesoorten, grasland met grassen en tussock, dat zijn grasachtige pollen, en struikland met struiken, heideplanten en samengesteldbloemigen, denk daarbij aan paardenbloemen en margrieten.
- De liverworts, in het Nederlands levermossen, kent 606 verschillende soorten in Nieuw-Zeeland, geen enkel ander land kent er zoveel en de helft is endemisch. Ze behoren toe aan de mossen maar de meeste lijken meer op kleine vetplanten. Ze zijn 2 tot 20 millimeter breed en tot 10 centimeter lang en kunnen uit alleen een steel bestaan of blaadjes hebben. De planten die wel op mossen lijken zijn vaak alleen via een microscoop van mossen te onderscheiden. Ze planten zich voort via sporen. Zo'n 157 soorten zijn bedreigd.
- Er zijn 187 grassoorten die van nature in Nieuw-Zeeland voorkomen waarvan 157 endemisch en 30 inheems :
- Festuca groeit in koelere klimaten en kent 10 soorten in Nieuw-Zeeland. Ze zijn tussen de 10 centimeter en 2 meter lang met bladeren tot 60 centimeter lang. Ze veroorzaken hooikoorts.
- Poa is een tussock gras dat het goed doet in gematigde klimaten. Het is een typisch weidegras waar veedieren wel pap van lusten. Er zijn 38 soorten van in Nieuw-Zeeland.
- Agrostis wordt het meeste gebruikt in tuinen en op lokale sportvelden en golfbanen. Er zijn 10 soorten in Nieuw-Zeeland.
- Snow Tussock, Red Tussock en Hunangamoho zijn drie soorten tussock die op bergen voorkomen. Snow Tussock vooral boven de boomgrens, Red Tussock op vulkanische bergen. Ze zijn endemisch en er zijn in totaal 22 soorten van in Nieuw-Zeeland.
- Van Rytidosperma zijn 18 soorten in Nieuw-Zeeland, het is een kleine onopvallende soort.
- Er zijn 523 soorten mos in Nieuw-Zeeland waarvan 108 soorten en 11 geslachten endemisch
- Bush Lawyer is de naam voor verschillende soorten bramenstruiken. Ze hebben geelrode vruchten en groeien tot op een hoogte van 1000 meter. De naam lawyer komt door de doorns, als ze je vast hebben laten ze niet los tot er bloed vloeit.
- Celmisia of Mountain Daisy bestaat uit 70 soorten waarvan de meesten endemisch zijn voor Nieuw-Zeeland. Ze hebben kleine witte bloemetjes, margrieten.
- Er groeien 9 soorten Mistletoe in Nieuw-Zeeland. Ze doen wel aan fotosynthese maar halen water en voedingsstoffen bij andere planten vandaan. Vijf van de soorten komen alleen in Auckland voor, twee groene soorten komen overal maar juist het minst in Auckland voor.
- De Mount Cook Lily is geen lelie maar een boterbloem die wel 100 centimeter hoog kan worden en daarmee de grootste boterbloem soort is.. Het endemische plantje komt voor op het Zuidereiland en Stewart Island op een hoogte tussen de 700 en 1500 meter. Je ziet ze vooral in Mount Cook National Park en op Arthur's Pass.
- De New Zealand Flax is een plant die je heel veel tegenkomt. Er zijn twee soorten, New Zealand Flax en het endemische Mountain Flax die de Maori Harareke en Wharariki noemen. De vezels hebben een culturele en economische waarde. Ze groeien het liefst in moerassen maar je kunt ze overal tegenkomen. De rode bloemen groeien aan stengels van soms wel 5 meter lang. Vogels als de Tui en insecten zijn dol op ze vanwege de overdaad aan nectar die de bloemen aanmaken. De Maori maakten bijna alles van Flax vezels, kleding, manden, fakkels, dekens, matten, touw, vislijnen en vallen. Van de stengels konden boten gemaakt worden en het sap heeft medicinale werkingen. Van de vezels kan ook papier gemaakt worden maar dit is een westers ambacht.
- New Zealand Spinach is een eetbare plant die op spinazie lijkt. Cook nam er veel van mee na zijn bezoek aan Nieuw-Zeeland om scheurbuik te bestrijden. De Maori eten het niet en gek genoeg ook bijna geen enkel dier of insect raakt het aan.
- De Pingao is een endemische zegge soort, een plant die aan stranden en in de duinen groeit. De steel ligt vaak onder het zand en alleen de bladeren komen boven het zand uit en lijken op gras. Ze planten zich voort via zogenaamde stolon, een soort wortel die weg groeit van de plant en een nieuwe plant begint, deze laat niet los van de originele plant. De Maori gebruiken de Pingao om te weven.
- De Raupo groeit langs oevers van meren en rivieren en heeft donkere sigaren die later opbreken in fijne pluisjes. Wij noemen ze sigaarplanten of sigaarriet. De Maori maakten er van alles en nog wat mee.
- De Supplejack is een klimplant die het hele jaar rode bessen produceert. Ze klimmen langs een gastheer omhoog op zoek naar zonlicht en maken zo lianen.
- De Wood Rose is een ernstig bedreigde parasiterende plant die op de wortels van een gastheer groeit, die gastheer is vaak de Zeven-Finger. De wortel reageert op de parasiet en creëert een vergroeiing die op een roos lijkt, vandaar de naam. Er komen bloemen aan waar vooral de Lesser Short Tailed Bat de nectar van eet, het nectar ruikt naar zoogdier zweet. Ze komen vooral op het Noordereiland voor maar er is weinig over bekend. Waarschijnlijk wete vooral verzamelaars waar ze groeien vanwege de commerciële waarde.